Beth Namenwirth (1969) – Rouwen en schilderen tegelijk

Ik groeide op met een zieke moeder die als kind erg onder de oorlog had geleden. Vrouwen werden in die tijd aangemoedigd om te streven naar het ideaal van de perfecte huisvrouw. Het ontbreken van een carrière in combinatie met haar oorlogstrauma maakte van haar een gedeprimeerde en ongelukkige vrouw. Ik denk dat ik mede daardoor een gedreven kunstenaar ben geworden, ik wilde niet zoals mijn moeder worden. 

Ik kom uit een kunstminnend Belgisch gezin, mijn vader had conservatorium gedaan en was professor muziekgeschiedenis aan de universiteit. Hij stimuleerde me om te doen wat ik leuk vond. Ik tekende heel erg graag en tijdens de middelbare school ging ik naar het deeltijd-kunstonderwijs. Vanaf mijn twaalfde jaar oefende ik daar drie keer per week in tekenen met houtskool. Het begon met het tekenen van een gipsen bol, toen een cilinder en uiteindelijk werden het mensvormen en Griekse beelden. Uiteindelijk had ik zo genoeg van het kopiëren van die beelden dat ik een nieuwe uitdaging wilde. Nederland trok me heel erg omdat het voor mijn gevoel frisser en moderner was. Ik deed toelating voor de Rietveld Academie in Amsterdam en werd aangenomen. De overgang naar de Rietveld academie was niet eenvoudig. In het strenge Belgische schoolsysteem was ik er flink onder gehouden en daardoor heel verlegen. Dat was een enorm contrast met de studenten op de Rietveld die vrij en assertief waren. De docenten begrepen niets van mij. Mijn traditionele, degelijke vooropleiding was op de Rietveld een handicap, ze probeerden dat eruit te rammen. Ik mocht niks mooi of netjes maken.

Iedereen was op zichzelf gericht en stond in een overlevingsstand. Er was stress, in ieder gesprek met docenten werd je afgebroken en veel studenten leden onder het systeem. Met terugwerkende kracht zie ik dat we les kregen van een aantal gefrustreerde kunstenaars die veel dronken en ontevreden waren. Maar niet iedereen worstelde: de aanmoedigingsprijs voor best afgestudeerde student ging naar een hele mooie blonde vrouw die op een uitstapje naar bed was gegaan met een van de docenten. Ze kon fantastisch vertellen en maakte van dat lege werk dat toen heel modieus was. Na het afstuderen is zij direct een opleiding tot kunstzinnig therapeut gaan doen.

Vrouwen werden op de Rietveld anders benaderd dan de mannelijke studenten. Er werd heel makkelijk en op een onaangename manier tegen vrouwen gezegd: ‘dit is huisvrouwen kunst’ of ‘dit is te illustratief’. Halverwege mijn opleiding waaide er een frisse wind door de academie en kreeg ik les van twee vrouwelijke docenten: Marlies Appel en Cecile van Delft. Zij hebben me enorm geholpen in mijn creatieve ontwikkeling en in de vorming van mijn persoonlijkheid. Ook Herman Gabler, een jonge mannelijke docent, was geïnteresseerd in inhoudelijke verhalen en had meer aandacht voor mij als persoon. Het voelde als een breekpunt, ik denk dat de tijd anders aan het worden was.

Kunstcritici schreven dat ik een groot succes zou worden

In het eindexamenjaar was ik klaar met doen wat er van me verwacht werd en heb ik vanuit een boze rebellie een serie brutale, expliciete vrouwen geschilderd, in een stijl die op de academie taboe was. De eindexamencommissie, die bestond uit een aantal succesvolle mannelijke kunstenaars, was verdeeld over de kwaliteit van mijn werk. Met de hakken over de sloot heb ik het gehaald. Mijn eindexamenpresentatie was enorm succesvol en werd door veel mensen gezien waaronder Mirjam Westen, de conservatrice van het Museum voor Moderne Kunst in Arnhem. Niet lang daarna kreeg ik mijn eerste solotentoonstelling in het museum. 

Zwarte periode
Mijn eerste werken na de academie gingen over hoe het is om op te groeien met een zieke moeder. Toen ik ze tentoonstelde kwam mijn moeder kijken en was zichtbaar geraakt. Ze heeft misschien opgepikt dat het over haar ging en vond dat confronterend. Het was moeilijk maar ik moest het doen. Rond die tijd heeft ze zelfmoord gepleegd. Deze gebeurtenis heeft veel invloed op mijn kunst gehad. Ik heb nog anderhalf jaar doorgewerkt maar daarna raakte ik geblokkeerd en kon ik vier jaar lang niet schilderen. Wat meespeelde was dat ik enorm veel succes had. Ik was net een jaar afgestudeerd en had al een solo in het museum. In de krant schreven kunstcritici dat ik een groot succes zou worden. Ondertussen zat ik op mijn zolder te schilderen en rouwen tegelijk en wist ik niet hoe ik met al die aandacht om moest gaan. 

Met behulp van een basisbeurs kon ik mezelf de eerste jaren van mijn blokkade bedruipen, daarna kreeg ik een arbeidsongeschiktheidsuitkering voor zelfstandigen. Het was een zwarte periode in mijn leven. Maar in 2000 ben ik weer opgekrabbeld en heb ik het schilderen weer opgepakt. Ik had al een galerie in Amsterdam; Ferdinand van Dieten die me bleef steunen. Hij gaf me, na een lange stilte, een solotentoonstelling en ik werd, tegen mijn verwachting in, gewoon weer opgepikt! 

Moederschap
Ik leef al twintig jaar samen met mijn partner. Door het voorbeeld van mijn moeder heb ik veel dingen lang uitgesteld. Het idee dat alles ophoudt als je gaat trouwen, samenwonen en kinderen krijgt zat altijd in mijn hoofd. Ik was bang om net als mijn moeder depressief te worden. Pas nadat we tien jaar een relatie hadden, durfde ik de stap te zetten en zijn we gaan samenwonen. Ik was bijna 44 toen ik mijn zoon kreeg. Mijn vriend heeft een veeleisende baan. Hij zou de helft van de zorg op zich nemen maar kwam dat niet na. Maar ‘s avonds en in het weekend kon ik gelukkig doen wat ik wilde. Na een lange dag zorgen ging ik toch naar mijn atelier. Ik moest schilderen! Ik ben daar heel ziek van geworden. Ik ging bijna dood, woog nog maar 40 kilo en had mezelf totaal uitgeput. Achteraf denk ik dat het voorkomen had kunnen worden als ik na de geboorte van mijn kind er twee jaar tussenuit was gegaan. Wat maakt twee jaar uit op zo’n carrière? Maar ik kon dat niet. Het was een dieptepunt dat me vreemd genoeg ook geholpen heeft met mijn carrière. Door deze bijna-dood ervaring zag ik veel meer de waarde van alles in. Ik leerde prioriteiten stellen en beter om te gaan met de tijd die ik heb. De periodes dat ik niet kon schilderen, waren heel moeilijk. Ik ben lang bang geweest voor nog zo’n periode, maar de laatste is inmiddels dertien jaar geleden. 

Toen ik voor de tweede keer een nieuwe start moest maken was ik wel alles kwijt. Mijn galerie was gestopt en de kunstscène was veranderd. Vreemd genoeg voelde dat als een schone lei. Er was geen druk om te presteren en ik voelde me vrij. Ik schilder nog steeds vrouwen. Bij mijn eindexamen schreef iemand een boos commentaar bij mijn werk: ‘Hoe durf je op deze manier vrouwen te schilderen?’ Deze persoon dacht dat ik een man was. Dat vind ik nog steeds heel interessant. Als man ben je meer beperkt in hoe je vrouwen mag uitbeelden. Ik denk dat ik in mijn werk de grenzen op zoek van het vrouw-zijn en hoe lichamelijkheid daar een rol in speelt. Over mijn laatste serie vraag ik me af of ik als vrouw van drieënvijftig nog halfnaakte meisjes kan schilderen. Maar een van mijn favoriete kunstenaars, de Amerikaanse Lisa Yuskavage, schildert ook supersexy meisjes. Bij haar klopt dat gewoon.

Natuurlijk zou ik bij die grote kunstenaars willen horen, maar hoe maak je die stap?

Op dit moment heb ik geen vaste galerie. Bij galerie Sophie van de Velde in Antwerpen mocht ik onlangs mijn werk laten zien in de ruimte voor emerging artists. In de grote ruimte hangen de dure werken van de bekende kunstenaars. Grote verzamelaars kochten een Luc Tuymans en als extraatje een werk van mij erbij. Natuurlijk zou ik bij die grote kunstenaars willen horen, maar hoe maak je die stap? Ik heb vertrouwen in mijn werk en weet dat het kwaliteit heeft, maar ik ben bescheiden. Ik denk dat assertieve vrouwen, die van nature een krachtige persoonlijkheid hebben, makkelijker de stap maken naar het hogere segment. 

Succes is voor mij een combinatie van wat er in mijn atelier gebeurd en dat het werk gezien en verkocht wordt. Kunst is een vak apart door enerzijds het intieme; je inspiratie vinden en je door die stroom te laten meevoeren en anderzijds een zakenvrouw te zijn. Het is iets wat ik heb moeten leren en wat me nu beter af gaat, maar het blijft lastig. Het is de kunst om het te doen als een kind, alsof er niks vanaf hangt. Ik vind het, na alles dat ik heb meegemaakt, vooral belangrijk dat de kunst niet ten koste gaat van alles en dat ik zelf in evenwicht ben. 

maart 2023

bethnamenwirth.com

Scroll naar boven